Het voorlopig getuigenverhoor bij overheidsaansprakelijkheid

Datum : 11.02.2019 00:01:12
Door : Michiel de Groote

Het voorlopig getuigenverhoor bij overheidsaansprakelijkheid

Soms is het nodig om extra informatie of bewijs te vergaren om met een serieuze kans op succes een rechtszaak te kunnen starten. Als de wederpartij weigerachtig is (en dat is vaak zo), dan zijn er enkele opties. Er is artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). In een verzoekschrift- of dagvaardingsprocedure kan bij een rechtmatig belang afschrift worden gevorderd van bepaalde bescheiden. Zie ook dit blog: https://michieldegroote.nl/blog.aspx?blguid=a4703bad-b11c-4b77-a98d-a17d4a2cfd3b

Daarnaast is het mogelijk om de rechter te verzoeken om een voorlopig getuigenverhoor. Dat houdt in dat er, voorafgaand aan een eventuele rechtszaak, eerst getuigen worden gehoord om te bezien of er voldoende aanknopingspunten zijn voor die rechtszaak. De keuze om al dan niet een (hoofd)zaak te beginnen, is aan de partij die het voorlopig getuigenverhoor heeft gevraagd. In de artikelen 186 tot en met 193 Rv is een en ander geregeld. Let wel, wanneer de wederpartij een overheid is kan er iets bijzonders spelen. Zo weigerde de rechter op 29 januari 2019 toestemming te geven voor een voorlopig getuigenverhoor tegen een provinciale overheid. Deze zaak (ECLI:NL:RBNNE:2019:256, ‘Stichting Hou Friesland Mooi/Provincie Fryslân’) illustreert hoe het middel van het voorlopig getuigenverhoor om een onrechtmatige overheidsdaad te kunnen construeren lang niet altijd kan worden ingezet. https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBNNE:2019:256

Hoe gaat de rechter normaliter om met een verzoek om een voorlopig getuigenverhoor? De rechtbank zal in principe het verzoek om getuigen te mogen verhoren inwilligen, tenzij het verzoek in strijd is met de goede procesorde, er met het verzoek misbruik van recht wordt gemaakt, er een zwaarwichtig bezwaar bestaat tegen toewijzing of er onvoldoende belang is bij het verzoek. Als stelregel hanteert de rechtbank verder (zie r.o. 4.3):

“Een voorlopig getuigenverhoor is uitsluitend toelaatbaar met het oog op een geding voor de burgerlijke rechter. Indien dat verhoor wordt verzocht om feiten te doen ophelderen of vaststellen ten behoeve van een procedure bij een andere rechter, is het niet toewijsbaar (HR 7 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1433).”

In de zaak van 29 januari jl. wilde de Stichting Hou Friesland Mooi weten of de Provincie Friesland informatie had achtergehouden voorafgaand aan de besluitvorming over het aanwijzen van een bepaalde locatie voor de realisatie van een windenergiepark. Het ging de stichting vooral om informatie over het extra vermogen van een ander windpark. Deze informatie had de besluitvorming kunnen beïnvloeden, ofwel: tot een ander besluit kunnen leiden. De stichting wist kennelijk niet het naadje van de kous en verzocht de rechter om getuigen te mogen verhoren. Zo zou bewijs kunnen worden gezocht voor een later in te stellen vordering op basis van onrechtmatig handelen tegen de provincie.

Als gezegd werd het verzoek om een voorlopig getuigenverhoor afgewezen. De reden daarvan hangt samen met het feit dat de besluitvorming van de provincie alsook de voorbereiding daarvan valt onder de toetsingsruimte van de bestuursrechter. Tegen het provinciebesluit over aanwijzing van de nieuwe locatie was op het moment van het verzoek om een voorlopig getuigenverhoor nog een rechtszaak aanhangig. Bij de bestuursrechter, wel te verstaan. In r.o. 4.7 legt de rechtbank uit, dat het provinciebesluit – als de bestuursrechter het besluit uiteindelijk in stand laat – formele rechtskracht krijgt. De burgerlijke rechter moet dan uitgaan van de rechtmatigheid van dat besluit. Ook de voorbereiding van het besluit valt onder de ‘dekking’ van de formele rechtskracht van het besluit. Zie voor de werking en de impact van de formele rechtskracht dit blog: https://michieldegroote.nl/blog.aspx?blguid=3be2a717-9527-4625-bae8-00cb1518f1c4

De verweten gedraging van de provincie is het achterhouden van informatie. Dat kan de burgerlijke rechter inhoudelijk niet toetsen; dat onderwerp hangt samen met het besluit zelf en behoort toe aan de competentie van de bestuursrechter. Dat roept de vraag op wat het belang is van de verzoekers bij een voorlopig getuigenverhoor. Zonder belang immers geen voorlopig getuigenverhoor. Hier loopt het verzoek van de stichting dan ook op stuk. De rechtbank zegt het zo in r.o. 4.8:

“Hoewel verzoekers aanvoeren dat zij opheldering verlangen over de wetenschap van GS ten behoeve van een mogelijke procedure bij de burgerlijke rechter, heeft het onder deze omstandigheden op hun weg gelegen om uiteen te zetten waarom het achterhouden van de desbetreffende informatie, als daarvan sprake is, nog een grondslag zou kunnen zijn voor een vordering uit hoofde van een onrechtmatig handelen van Provincie Fryslân. Dat hebben zij in het verzoekschrift en de daarop gegeven toelichting ter zitting niet of niet voldoende gedaan.

Geen voorlopig getuigenverhoor bij de burgerlijke rechter dus. Overigens, het is de vraag of deze redenering ook geldt voor niet-belanghebbenden bij de bestuursrechtelijke procedure. Als een partij wegens een formele belemmering niet kan ageren bij de bestuursrechter tegen een volgens hem onrechtmatig besluit, dan kan hij enkel de weg van de burgerlijke rechter volgen. Naar mijn mening kan de burgerlijke rechter dan niet een verzoek om getuigen te horen weigeren door te wijzen naar de bestuursrechter. Al kan er eventueel wel een andere weigeringsgrond aan de orde zijn.

Kortom, bij vermeende overheidsaansprakelijkheid (in geval van onrechtmatig handelen) is een voorlopig getuigenverhoor op basis van artikel 186 Rv geen vanzelfsprekendheid. Voor de stichting is er misschien nog hoop; artikel 8:60 Awb biedt de mogelijkheid om getuigen te horen in een bestuursrechtelijke procedure.

Michiel de Groote

(Photo by Vasilios on Unsplash)

Terug