WAT HEB JE AAN HET VERTROUWENSBEGINSEL IN DE PRAKTIJK?
We hebben er al vaker aandacht aan besteed: het vertrouwensbeginsel in handhavingszaken. Mensen of bedrijven die als overtreders worden aangemerkt komen er regelmatig mee aanzetten. Het verhaal is dan dat men nooit iets heeft gehoord over een bepaalde overtreding, zelfs niet bij een bezoek aan de locatie. En ineens is er (toch) een probleem. Het beroep op het vertrouwensbeginsel sluit echt aan bij het rechtsgevoel van de personen die er een beroep op doen. Bijvoorbeeld bij een illegale boom op een kering die er al twintig jaar staat. En die iedereen kan zien, ook de overheid. Bij een ophoging van zo’n kering moet de boom weg, op kosten van de eigenaar/overtreder. Het levert onbegrip op. Of bij een paddock bij een manage die op een verkeerde plek is aangelegd en waarover pas na een flinke poos problemen ontstaan. Kan het vertrouwensbeginsel in zulke gevallen aan handhaving in de weg staan?
Piketpalen
Met de uitspraak van de Raad van State over een Amsterdams dakterras (dat was in 2019) is er een aantal piketpalen geslagen. Het gaat om drie criteria voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel. In dit blog heb ik een en ander uitgewerkt. Omdat het vertrouwensbeginsel in de praktijk zoveel wordt genoemd én er deze week (25 mei jl.) weer een uitspraak (ECLI:NL:RVS:2022:1495) over verscheen, besteed ik er nogmaals aandacht aan.
Een echte, concrete toezegging
Het loopt regelmatig stuk op het eerste criterium dat de Raad van State heeft geformuleerd in de Amsterdamse dakterras-zaak. Dit is trouwens een al wat ouder criterium. Het gaat erom dat de toezegging inhoudelijk gezien voldoende concreet moet zijn. Wat is dan voldoende concreet? Daarover ging het in de zaak van deze week. Een paddock bij een manage lag al dan niet te dicht bij het perceel van de buren. Vanwege overlast verzocht de buurman om handhaving. De manage beriep zich op het vertrouwensbeginsel in de hoop te ontsnappen aan handhaving.
Wanneer geen vertrouwensbeginsel?
De Raad van State vult het op een duidelijke manier in. Algemene uitlatingen van de overheid zijn niet voldoende concreet om vertrouwen aan te ontlenen dat er op een specifiek onderwerp niet zal worden gehandhaafd. Ook als er bij eerdere locatiebezoeken die niet speciaal waren gericht op de betreffende overtreding niks wordt gezegd over die overtreding, dan kun je daar geen rechten aan ontlenen. De Afdeling zegt het op de volgende manier in de recente uitspraak (met vof wordt de manage bedoeld):
“De vof heeft twee e-mails overgelegd. Daaruit blijkt dat in 2016 namens haar bij de gemeente navraag is gedaan naar onder andere vergunnings- en handhavingsaspecten met betrekking tot de manege. De vof heeft echter geen e-mails overgelegd die in reactie op de e-mails van de vof zijn gestuurd door gemeenteambtenaren. Als al ervan moet worden uitgegaan dat gemeenteambtenaren hebben gezegd dat de bestuursrechtelijke situatie van de manege in orde is, dan is die uitlating naar het oordeel van de Afdeling zo algemeen dat de vof daar redelijkerwijs niet uit mocht afleiden dat het college in dit geval zou afzien van handhavend optreden tegen de geconstateerde overtredingen. Ook aan de omstandigheid dat in het verleden door milieudiensten geen overtredingen op het perceel zijn geconstateerd, kon zij niet de gerechtvaardigde verwachting ontlenen dat het college niet handhavend zou optreden tegen de geconstateerde overtredingen. Uit die controlerapporten blijkt niet dat specifiek is gekeken naar de paddocks. Daarbij merkt de Afdeling op dat het college de overtredingen heeft vastgesteld en is overgegaan tot handhavend optreden naar aanleiding van een concreet handhavingsverzoek van [partij] vanwege de geurhinder die wordt ervaren van de paddocks. Gelet op het voorgaande slaagt het beroep op het vertrouwensbeginsel niet.”
Evenredigheidsbeginsel
Kortom, een illegale paddock is eenvoudigweg illegaal en zonder een serieuze toezegging kom je er gewoon niet. Ook een illegale boom op een kering die er al twintig jaar staat, zal zonder concrete toezeggingen gewoon moeten worden verwijderd. De enige escape is wellicht nog het evenredigheidsbeginsel. Zie daarover dit blog (ABRvS, ‘Harderwijk)’. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat er bij handhaving niet snel sprake is van schending van het evenredigheidsbeginsel, omdat het doel van een regel en het belang van handhaving doorgaans gegeven zijn. Die boom bijvoorbeeld, die tast veelal de kering aan en zorgt ervoor dat je niet kunt ophogen. Handhaving is dan al snel evenredig. Hetzelfde geldt voor zo’n paddock. Door te handhaven bereik je het doel van de regel, te weten overlast beperken. Dat doel bereiken weegt zwaarder dan eventuele financiële nadelen van de overtreder (die kosten zal moeten maken voor verplaatsing).
Al met al hebben de genoemde beginselen in de praktijk vaak maar een beperkte waarde voor een overtreder, al zijn er uitzonderingen.
Michiel de Groote
[Photo by D. Yakovlev on Unsplash]