Strafrechtelijk optreden lozingsverbod Waterwet en bewijslast

Datum : 15.02.2023 23:35:45
Door : Michiel de Groote

Strafrechtelijk optreden lozingsverbod Waterwet en bewijslast
Het verbod op het lozen van stoffen in oppervlaktewater is vastgelegd in artikel 6.2, eerste lid van de Waterwet. In de praktijk wordt deze bepaling vaak gebruikt om handhavingsbesluiten op te baseren – het is helaas nodig. Bestuursrechtelijk optreden is gericht op het herstellen van de situatie, terwijl strafrechtelijk optreden puur gaat over het bestraffen. Bij overtreding van het lozingsverbod wordt ook regelmatig het strafrechtelijke traject ingezet. Strafrechtelijk optreden kan trouwens naast bestuursrechtelijk handhaven geschieden; dit bijt elkaar niet. Normaliter wordt er gekeken naar het gedrag van de overtreder en de ernst van de overtreding om te beslissen of er (ook) strafrechtelijk zal worden opgetreden. Er zal dan een proces-verbaal worden opgemaakt, waarna een strafrechtelijke boete volgt of een rechtsgang naar de strafrechter via het OM. Over strafvervolging in het milieurecht schreef ik al eerder iets in het Tijdschrift Bodem. Voor de liefhebbers: dat ging over de zorgplicht uit de Wet bodembescherming en strafrecht.

Bewijslast in het bestuursrecht
In het bestuursrecht, zo wordt vaak gezegd, is de bewijslast minder zwaar dan in het strafrecht. En dat klopt. Zo speelde bijvoorbeeld recent (eind 2022) in een handhavingszaak nog de vraag of door het verwijderen van een schoorsteenkanaal de draagconstructie van een gebouw was veranderd. Dat laatste mag niet zonder een omgevingsvergunning. De hoogste bestuursrechter oordeelde dat handhaving was toegestaan, ook al was er veel discussie over het bouwkundige gevolg van het weghalen van het kanaal. Op basis van bouwtekeningen had het college aannemelijk gemaakt dat na verwijdering van het kanaal de draagconstructie was verminderd en daarmee was de kous af. Qua bewijslast is het aannemelijk maken dus voldoende voor het mogen opleggen van een handhavingsbesluit.

Bewijslast in het strafrecht
In het strafrecht gaat het er wat strenger aan toe. De strafrechter moet ervan overtuigd zijn dat het ten laste gelegde feit daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Het aannemelijk maken van de overtreding is dan ook onvoldoende. Over hoe dat werkt bij illegale lozingen was onder oordeelde het gerechtshof in Den Bosch op 11 januari 2023.

De situatie
In een kavelsloot naast een bedrijfsterrein werden verontreinigende stoffen gemeten. De kavelsloot staat via een buis (een duiker?) in verbinding met een beek. Hemelwater spoelde vermoedelijk van het bedrijfsterrein af de sloot in. De verdenking was dat het hemelwater verontreinigd raakte door stoffen die zich kennelijk bevonden op het terrein, waarna het in de sloot verdween. Er wordt in het arrest gesproken over een sleufsilo op het terrein. Dat doet meteen denken aan een de verharde voorzieningen met betonnen opstaande wanden voor kuilgras of mestopslag. De in het water gemeten stoffen bleken stikstof en fosfaat. Dan begint het al wel te dagen bij de ervaren handhaver.

Verweer
In hoger beroep verweerde de verdachte zich kranig. Zo zou het enkel om hemelwater gaan. Mocht het toch om verontreinigd water gaan dan kon dit niet van het terrein afkomstig zijn, want er waren zanddammen geplaatst. Ook was de buis naar de beek afgedicht, zodat er nooit verontreiniging in die beek kon komen vanaf het terrein van verdachte. Bovendien zou de sloot geen oppervlaktewater zijn, omdat het niet in verbinding stond met de beek – het valt dan niet onder artikel 6.2 Waterwet. Ook waren de monsters genomen na het roeren van de waterbodem, zodat er geen waarde aan de bemonstering kon worden gehecht, aldus verdachte.

Bewijs
Het gerechtshof maakte korte metten met het verweer en acht de verontreinigende lozing in het oppervlaktewater bewezen. De sloot is aangesloten op de beek en dus onderdeel van het watersysteem. Dat is ook het geval wanneer iemand zelf een verbindende duiker afsluit (een overtreding op zich, zou ik zeggen). Dan is de vervolgvraag of de waterstroom vanaf het terrein, die stroomde in de kavelsloot, verontreinigende stoffen bevatte. Er zijn monsters genomen in de beek, in de kavelsloot en zelfs in de plassen die stonden op het bedrijfsterrein. De resultaten van de bemonstering zijn hiervoor al benoemd. Waterdicht bewijs, zo oordeelde het gerechtshof. Ofwel: keurig bewijs verzameld door op verschillende plaatsen monsters te nemen. Het kost de overtreder een geldboete van 3.000 euro, waarvan 2.000 euro voorwaardelijk.

Vrijspraak
Het kan ook anders. In december van vorig jaar zagen we nog een vrijspraak in een zaak waarin er niet was bemonsterd op de voorgeschreven wijze. Er waren lozingsnormen uit de watervergunning overtreden, zo luidde de verdenking. Echter, de monstername en de conservering dienden te gebeuren volgens een bepaalde manier (conform benoemde NEN-normen). Dat was niet geschied, zodat de rechtbank van dienst de overtreding niet bewezen achtte.

Conclusie
Bestuursrechtelijk bewijzen werkt anders dan strafrechtelijk bewijzen. Toch moet er in beide gevallen goed worden nagedacht wat je wanneer gaat bemonsteren en op welke manier. Zeker in het strafrecht kun je zo problemen voorkomen. Anders is het echt jammer van alle moeite.
 
Michiel de Groote, juridisch adviseur en docent (06-28501030)

Terug