Staat aansprakelijk na intrekking tijdelijke wetgeving
Recent (6 november 2018) mocht de Haagse rechtbank oordelen over een vermeende onrechtmatige daad van de Staat. Het ging om wetgeving, waardoor een bedrijf (VHC Jongens BV) schade zou hebben geleden. Sinds 2010 is er wetgeving ingevoerd die staddistributie met behulp van kleine, hybride vrachtauto’s mogelijk maakte zonder dat een rijbewijs C1 nodig was. De geladen vrachtwagentjes zijn te zwaar voor een rijbewijs B. Toen de tijdelijke wetswijziging ineens werd ingetrokken, was de hele branche verrast. Na intrekking van de wetgeving moesten chauffeurs ineens toch een C1 rijbewijs hebben.
Eiseres, VHC Jongens BV, claimde de opleidingskosten voor te behalen C1 rijbewijzen, de uren die dit zou gaan kosten en structurele kosten vanwege hogere slarissen voor C1-chauffeurs. De Staat had volgens eiseres een overgangsregeling moeten hanteren bij het intrekken van de wetgeving. Of een compensatiemaatregel moeten nemen, waarbij gedupeerden een tegemoetkoming in de schade kregen. Nu was de regelgeving gewoonweg ingetrokken zonder zulke voorzieningen. Zonder voorzieningen de regels ineens wijzigen is onrechtmatig, zo stelde VHC Jongens BV. Juridisch gezien deed eiseres daarmee een beroep op het egalité-beginsel, dat helder is uitgelegd in rechtsoverweging 4.2 van het vonnis. De tweede grondslag was handelen van de Staat in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid – ofwel: de Staat heeft onzorgvuldig gehandeld.
Het is vaak lastig om dit soort zaken te winnen. De Staat mag als wetgever aardig wat regelen met wetgeving en dit ook weer wijzigen zonder schadevergoedingen te hoeven betalen. Een voorbeeld daarvan is het opleggen van restricties aan melkveehouders ten aanzien van aantallen dieren. Dat was nodig om uitstoot van fosfaten te beperken – nog altijd een probleem in Nederland trouwens. In die kwestie mocht de Staat vergaande maatregelen (met boetes voor een teveel aan dieren) nemen in de vorm van het zogenoemde Fosfaatreductieplan 2017. In bijgaande link is hier meer over te lezen.
https://www.boerderij.nl/Rundveehouderij/Nieuws/2017/10/Boeren-krijgen-ongelijk-van-Hof-over-fosfaatreductieplan-204828E/
Terug naar de rijbewijzenzaak. De rechtbank oordeelde dat de Staat bij de intrekking geen speciale voorzieningen zoals overgangsrecht of compensatie hoefde te treffen. Immers, het was een ieder bekend dat het om een tijdelijke regeling ging. Wel handelde de Staat in strijd met “hetgeen volgens het ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt” (zie rechtsoverweging 4.8). De Staat wist dat de betreffende regelgeving slechts tijdelijk was en ook hoe lang dat precies was. De Staat heeft dat evenwel nooit vermeld. Dat had wel moeten gebeuren, aldus de rechtbank. Dat is maatschappelijk onzorgvuldig en biedt een basis voor aansprakelijkheid van de Staat.
Eiseres heeft hier dus zowaar gelijk gekregen en dat maakt dit vonnis vermeldenswaardig; soms is de Staat wel degelijk aansprakelijk voor onjuiste wetgeving of plotselinge intrekking van wetgeving.
Helaas bleek het een pyrrusoverwinning. De opgevoerde schade was niet het gevolg van de intrekking op zich. Volgens de rechtbank had eiseres de genoemde schadeposten hoe dan ook gehad, ook zonder intrekking van de wetgeving. De vrachtwagentjes hadden een beperkte levensduur en na ommekomst daarvan hadden de chauffeurs toch al een ander rijbewijs moeten halen. Nou ja, misschien is dit nog een aardig puntje voor hoger beroep. Hieronder de link naar het vonnis.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBDHA:2018:13137
Michiel de Groote
(Photo by I. Dvoretskyi on Unsplash)