Verplicht horen vóór invordering dwangsommen

Datum : 02.11.2018 13:58:16
Door : rene van Heerdt

Verplicht horen vóór invorderingsbeschikking

In het bestuursrecht worden verbeurde dwangsommen of kosten van toepassing van bestuursdwang bij afzonderlijk besluit ingevorderd. In de uitspraak van 12 september 2018 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) geoordeeld over een zaak die speelde over twee invorderingsbesluiten. Er was een last onder dwangsom opgelegd vanwege permanente bewoning van recreatiewoningen. Nadat er volgens de gemeente sprake was van overtreding van de last, ging zij over tot invordering van de dwangsommen die volgens haar waren verbeurd (ter hoogte van EUR 50.000,-). In deze zaak heeft de ABRS voor ’t eerst gezegd dat horen bij invorderingsbeschikkingen verplicht is. Dat wijkt af van wat er tot nu toe was vereist. Standaard horen voorafgaand aan een invorderingsbesluit was niet nodig (verg. art. 4:11 en 4:12 Awb).
https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RVS:2018:2956

Relevant is rechtsoverweging 11.1 van de uitspraak. Daarin staat:

“De Afdeling overweegt verder naar aanleiding van de conclusie van de staatsraad advocaat-generaal mr. P.J. Wattel van 4 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1152, en anders dan voorheen dat het college alvorens tot invordering over te gaan belanghebbende op grond van artikel 4:8, eerste lid, van de Awb voorafgaand aan de dwangsominvordering in de gelegenheid dient te stellen te worden gehoord. Daarbij acht de Afdeling van belang dat het aan de overtreder is om bijzondere omstandigheden waarvan het bestuursorgaan niet al op de hoogte is of had moeten zijn, naar voren te brengen. Hij moet daartoe door het bestuursorgaan wel in staat worden gesteld. Het horen van de overtreder is daar bij uitstek de manier voor. Nu het college in dit geval [partij] niet heeft gehoord, leidt het tot vernietiging van het besluit van 18 april 2017.”

Het invorderingsbesluit ging dus onderuit. Dat betekent dat de gemeente de proceskosten zal moeten betalen. Wel gaat de bestuursrechter in dit soort gevallen kijken of de rechtsgevolgen van het invorderingsbesluit in stand kunnen blijven. De ABRS zegt daarover in de zaak die voorlag:

“Nu [partij] in deze procedure alles heeft kunnen aanvoeren tegen dat besluit wat hij ook in het kader van 4:8 van de Awb had kunnen doen, zal de Afdeling beoordelen of de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand kunnen worden gelaten.”

Dit zal ook gebeuren bij zaken die nu aanhangig zijn en waarin niet is gehoord voorafgaand aan invordering. In de zaak van 12 september heeft de ABRS de rechtsgevolgen in stand gelaten, omdat de argumenten tegen de invorderingsbeschikkingen geen hout sneden. De overtreder moet de dwangsom dus toch betalen, al krijgt hij wel de proceskosten vergoed van de gemeente (omdat er nu eenmaal een besluit vernietigd is). Om precies te zijn moet slechts de helft van de EUR 50.000,- worden betaald, omdat de overtreding van de last van de eerste helft van het totaalbedrag niet verbeurd bleek te zijn. Er was namelijk geen bewijs voor dat deel van de overtreding. Wel voor het tweede deel, zodat er uiteindelijk dus EUR 25.000,- moet worden betaald.

Michiel de Groote

(Photo by D. Weemaels on Unsplash)

Terug