Onderhoud en nadeelcompensatie

Datum : 23.01.2020 23:13:24
Door : Michiel de Groote

Onderhoudsplicht en nadeelcompensatie

Vorige week (op 15 januari) deed de hoogste bestuursrechter een uitspraak die te maken heeft met onderhoud aan beschoeiingen. Dit onderwerp kan in waterschapsland altijd op belangstelling rekenen. Eerder blogde ik al over de discussie die momenteel speelt over de exacte omgang van de onderhoudsverplichting aan beschoeiingen naar aanleiding van een Brabantse zaak. Het Bossche gerechtshof mag daarover een knoop gaan doorhakken.
https://michieldegroote.nl/blog.aspx?blguid=7fe44978-4b35-487f-b21a-338b6c6fe414

De rechtszaak die ik nu onder de aandacht breng (ook weer een Brabantse zaak) gaat over een verzoek tot nadeelcompensatie voor een onderhoudsplicht van een beschoeiing. De onderhoudsverplichting verschoof van het waterschap naar de aanliggende perceeleigenaar. Door die verschuiving, vastgelegd door middel van een leggerwijziging, zal de perceeleigenaar extra kosten krijgen ten opzichte van de oude situatie. Daarom werd een verzoek om nadeelcompensatie ingediend. De extra kosten zouden EUR 5.000,- bedragen. Het waterschap hoefde niet te compenseren, zo luidde het rechtsoordeel. De reden: de extra kosten voor het onderhoud waren te laag om uit te stijgen boven het normaal maatschappelijk risico.

Dat is op zich geen groot juridisch nieuws. De meeste overheden hebben een nadeelcompensatieverordening vastgesteld. Daar staat soms een drempelwaarde in wat betreft het normaal maatschappelijk risico (zeg maar: het eigen risico). De Brabantse Delta heeft wel een verordening, maar daar staan geen inhoudelijke criteria in. Er moest dus een casuïstische toetsing plaatsvinden; mocht het waterschap in dit geval de genoemde EUR 5.000,- zien als normaal maatschappelijk risico? De Afdeling bestuursrechtzaak vindt dat het waterschap mocht vertrouwen op de juistheid van ingewonnen, extern advies van een deskundige – in dit geval de SAOZ. Tegen het advies (‘EUR 5.000,- aan extra onderhoud valt onder het normaal maatschappelijk risico’) was onvoldoende overtuigend geageerd door de aanliggende eigenaar. Daarmee was de kous af voor de hoogste bestuursrechter.

Interessant vind ik de discussie over de omvang van de onderhoudsplicht. Ziet die enkel op de beschoeiing of ziet die ook op het voorkomen van verzakkingen aan het belendende perceel? In het laatste geval moet de onderhoudsplichtige als hij pech heeft aardig in de buidel tasten. Een paar nieuwe palen en planken ter vervanging van een eenvoudige beschoeiing kosten immers minder dan een beschoeiing of damwandconstructie die een heel perceel op zijn plek moet houden. In de civiele rechtszaak die nu aanhangig is bij het gerechtshof in Den Bosch speelt precies deze vraag over de inhoud of omvang van de onderhoudsplicht.

Opvallend in de nadeelcompensatiekwestie is, dat zowel de SAOZ als de bestuursrechter in Breda de onderhoudsplicht ruim opvullen (zie rechtsoverweging 8 van de uitspraak van de Afdeling). Dit oordeel is in incidenteel hoger beroep bestreden door het waterschap. Helaas komt de Afdeling bestuursrechtspraak niet tot een duidelijk oordeel. Dat is jammer. De omvang van de zorgplicht is niet belangrijk voor een beslissing in de nadeelcompensatiezaak. Daarom zegt de Afdeling er enkel over, dat het waterschap in andere zaken niet gebonden is aan hetgeen de Bredase rechtbank ten overvloede heeft overwogen omtrent de omvang van de onderhoudsplicht. De Afdeling bestuursrechtspraak bevestigt noch ontkent dus en schuift zo de hete aardappel nog even door. Op naar de volgende uitspraak dan maar.
Hier nog de link naar de uitspraak van 15 januari 2020: https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RVS:2020:93

Michiel de Groote, advocaat

[Photo by A. Darius on Unsplash]

Terug