De burgemeester in kort geding

Datum : 23.04.2019 22:22:36
Door : Michiel de Groote

De burgemeester in kort geding

Het komt niet vaak voor, maar zo nu en dan wordt er een burgemeester betrokken in een kort geding. Een recent voorbeeld zagen we in Limburg - zie deze link:
https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBLIM:2019:1672

In die zaak wilde de exploitant van een sauna de feitelijke uitvoering van een bestuursdwangbesluit tegenhouden. Het ging om het sluiten van een sauna voor een periode van één jaar wegens overtreding van artikel 13b van de Opiumwet. De kortgedingrechter verklaarde de vordering tegen de Roermondse burgemeester echter niet-ontvankelijk. De rechtszaak ging derhalve op niet-inhoudelijke gronden verloren. Het is overigens maar zeer de vraag of de sauna de feitelijke sluiting had kunnen voorkomen, omdat het bestuursdwangbesluit zelf door de hoogste bestuursrechter rechtmatig was bevonden.

Ik noem nog enkele voorbeelden van rechtszaken waar de burgemeester tevergeefs in kort geding werd betrokken. In 2018 werd de Amsterdamse burgemeester zonder succes gedagvaard om hem te verplichten op te treden tegen de ‘Amsterdamse fietsjungle’ (ECLI:NL:RBAMS:2018:1537). In 2016 werd de burgemeester van Rheden gedagvaard om hem te gebieden geen toestemming te geven voor het binnentreden van een woning. Het binnentreden was nodig om de woning te kunnen verkopen, nadat de bewoners hun hypotheek niet meer konden betalen. Ingevolge artikel 444 Rechtsvordering is voor binnentreding formeel de toestemming van de burgemeester nodig. In de praktijk gebeurt dat door een agent die tevens hulpofficier van justitie is. De wet biedt daartoe trouwens een basis. Ook in deze zaak werd de vordering tegen de burgemeester niet-ontvankelijk verklaard (ECLI:NL:RBGEL:2017:78). Tot slot noem ik nog een kwestie uit 2009, waarin voetbalsupporters het opleggen van verplicht busvervoer wilde voorkomen ECLI:NL:RBLEE:2009:BJ8522. Opnieuw was de vordering niet-ontvankelijk.

Het dagvaarden van de burgemeester in kort geding is dus niet voor de hand liggend. Aan de hand van het vonnis in de recente Limburgse sauna-zaak maak ik duidelijk waarom dat zo is. In rechtsoverweging 4.2 zegt de kortgedingrechter:

“In het privaatrecht geldt als uitgangspunt dat alleen natuurlijke personen en rechtspersonen rechtssubject kunnen zijn. Voor natuurlijke personen volgt dit uit artikel 1:1 lid 1 BW, voor rechtspersonen volgt dit uit artikel 2:5 BW waarin is bepaald dat een rechtspersoon wat het vermogensrecht betreft gelijk staat met een natuurlijke persoon. Dit brengt voor de overheid mee dat in het privaatrecht alleen publiekrechtelijke rechtspersonen dragers van rechten en verplichtingen zijn en niet de tot hen behorende bestuursorganen, zoals een burgemeester. Dat betekent dat in het privaatrecht de rechtspersoon waarvan het bestuursorgaan deel uitmaakt (in dit geval de gemeente) bevoegd is om als formele procespartij in een civiele procedure op te treden. Dat is dus anders dan in het bestuurs(proces)recht waar die bevoegdheid is voorbehouden aan het bestuursorgaan (zoals bijvoorbeeld de burgemeester).”

De kortgedingrechter is een civiele rechter en mag geen bestuursorganen als procespartij toelaten. Burgemeesters, wethouders en gemeenteraden vallen dus af, de gemeente als privaatrechtelijke rechtspersoon blijft over. De burgemeester ‘valt’ civielrechtelijk onder de gemeente. Bij de bestuursrechter is het juist andersom. Er zijn uitzonderingen, maar die doen zich nauwelijks voor. Voor de volledigheid citeer ik uit rechtsoverweging 4.3 van de sauna-zaak:

“Voornoemde hoofdregel laat volgens de Hoge Raad evenwel ruimte voor uitzonderingen (ECLI:NL:HR:1983:AG4696). Namelijk (i) indien de wet aan een orgaan, niet zijnde een natuurlijk persoon of rechtspersoon, procesbevoegdheid verleent (bijvoorbeeld artikel 3 lid 2 Invorderingswet 1990), (ii) indien het niet aannemen van procesbevoegdheid tot een “niet aanvaardbaar gebrek aan rechtsbescherming” leidt en (iii) indien sprake is van een “procedurele fout” die gelet op de stellingen van partijen gerepareerd zou kunnen worden, zonder benadeling van (een van) partijen.”

De sluitingsbevoegdheid van de sauna is weliswaar specifiek neergelegd bij het bestuursorgaan de burgemeester, maar dat is onvoldoende om een uitzondering op het systeem aan te nemen - zie ook rechtsoverweging 4.4. Wilt u iets afdwingen van de burgemeester in kort geding, betrek dan de gemeente en niet de burgemeester zelf.

Michiel de Groote, advocaat

(Photo by D. Muller on Unsplash)

Terug